Vandaag ontving ik een mooi gedicht van schrijver
Albert Megens:
ALLEEN HET ZWIJGEN OVERLEEFT
(de soldaat aan de IJzer spreekt nog eenmaal)
1.
Enkel
bij afwezigheid laat ik van mij horen,
soms
luidkeels maar veelal met verstikte stem
wanneer
zand dat over de lege akkers stuift,
weer
doordringt in mijn oren, evenals de hartenklop
die
mij wakker houdt, de tijd die namen spelt,
woord
voor woord bij het neerslaan van de regen.
Hoog
in de bomenrij klinkt achter mij een requiem.
Over kameraden in de strijd. Over
stoempers in het slijk.
Want wie klimt en daalt, wie met gekromde
rug
de storm weerstaat, is geen ander lot
beschoren
in dit veld van oneer en vergetelheid.
Het
peloton der Flandriëns raakt stilaan uitgedund.
Leegte maakt plaats voor wolkenlucht
die zakt
op
de rivier. De IJzer gaat daarmee gedwee in zee
waar
het voetvolk vlucht uit druk vertier.
2.
“Blijf
in godsnaam weg van hier!” Als ik me doodstil
houd
en ingetogen ziet het mij hopelijk hier beneden
aan
de Uniebrug niet staan. Oeverriet knispert
als
cellofaan. Mijn bede blijkt in haast vervlogen.
Bliksem
schicht als opspattende granaten, donder
bonkt
uit de lopen van de kannonen. Plots wordt het
stil
en even hooggestemd als witgekapte nonnen,
zingen
lijsters antifonen. Dan valt de avond.
Boven
het braakland kringelt engelenhaar. Een
laatste
schietgebed.
Wellicht treft het vannacht mijn demonen.
3.
De
zon komt op en zie, boven mij scheert een meeuw,
op
de brug duikt een renner op, de helm dicht bij het stuur.
De
mijne ging in de modderen strijd verloren, in de brakke
grond
waar lijken dreven uit hun graven. Tranchees
werden
stilaan beek. Daarboven wolken muggen
die
ook ons belaagden. Alles grijs en zwart. In vuile kroegen
kleurden
jenever en hoeren onze dagen. Het water
steeg,
de ark voer uit, het laatste oordeel leek geslagen.
Loodzwaar
weegt mijn jas. Weer voel ik hoe de vlooien
na
honderd stille jaren mij bespringen. Weer hoor ik
aan
de overkant in het café een meisje zingen
en
zowaar een accordeon wiegt met haar mee.
4.
En
ik? Mij past van lieverlee het stilstaan en het zwijgen.
Verbeelding
zal ik voortaan manmoedig dragen.
Met
een paar schamele woorden los gezongen
uit
de zin van mijn bestaan wil ik met het schaamrood
van
de klaproos op de kaken enkel nog doorweekt van stilte
beleefd
uw aandacht vragen: “Alleen het zwijgen overleeft.”
Albert Megens
december
2013